OD-fase 1 nog niet gelezen? Klik hieronder eerst even op ‘vorige’…
Daar zitten we dan, in de auto onderweg naar Amsterdam. Niets eten achter de kiezen. Ben je je hele leven gewend om rond acht uur je brokken naar binnen te werken, nou deze keer mooi niet!
Bobbi zit enigszins ontevreden met een luid knorrende maag op de achterbank, maar de verwachting dat er misschien iets leuks staat te gebeuren verzacht het. Als er nu een mooie bos- of heidewandeling tegenover staat, heeft ze het er wel voor over.
Niets van dat alles! Wel een of ander stom gebouw op een industrieterrein. Een paar dames aan de balie achter een doorzichtig perspex wandje. Interessant gemiauw dat vanuit diverse plastic en rieten draagkoffertjes de ruimte in galmt. Een paar zenuwachtige keffertjes, enkele potentiële stoeivriendinnen en een grote stoere zwarte kerel waarmee ze wel even door de ruimte wil rollen. Maar ook dat gaat niet door. Niks an.
En dan zingt plotseling Bobs naam door de ruimte. We zijn aan de beurt, eindelijk actie in de tent! Maar wat is dat?! Het vrouwtje mag niet mee?!! Coronaregels?!!
“Bobbi, kom je?” De vriendelijk ogende bemondkapte jonge vrouw met een paardenstaart neemt de riem van me over en zet blijmoedig haar eerste stappen richting de klapdeuren. Maar dan kent ze Bobbi nog niet. De riem staat strak en Bobbi ook. Langzaam maar gestaag glijdt ze aan de riem over de gladde vloer. Ik vertel haar dat het goed is, de mevrouw is lief. Ze kijkt achterom en ik zie het wit in haar ogen. En de angst. Met enige snelheid glijdt ze nu naar de klapdeuren. En erdoorheen. Weg is ze. Door de deuren heen bereikt een hartverscheurend gehuil mijn oren…
Wordt vervolgd…